NAASTENLIEFDE

Het is lente. En … ik heb een nieuwe vriend. ’s Nachts maakt hij geluidjes. We hebben dagelijks contact. Hij flirt met me; kijkt me aan als hij loopt te pronken met zijn mooi gebronsde huid. Het is een stoere verschijning…deze sierlijke fazant.
Als ik achter mijn bureau zit zie ik vrolijk spelende eekhoorntjes in de bomen. Bruine bolletjes met dikke staarten springen van de ene op de andere tak. Ze spelen verstoppertje: telkens van elkaar af bewegend, draaien ze rond de stam van de boom. Een heerlijk schouwspel.

Bij de lente denk ik vanzelfsprekend aan liefde. Ik heb daar zo mijn idealen bij. En dan denk ik niet alleen in termen van een liefdespartner. Want hoe mooi zou het zijn als er meer liefde op de wereld was. Ik geloof in de universele liefde, het grotere geheel. Jammer dat nog niet iedereen het bestaan ervan doorheeft. Ik zeg altijd: ‘Om lief te hebben, moet je lef hebben.’ Als je je openstelt, je gevoelens en emoties durft te tonen, gedachtes durft te delen, dan maakt je dat kwetsbaar. Dat geldt in je privéleven, maar ook als je liefdevol in je werk wilt staan en in het algemeen rekening wilt houden met je medemens en de rest van de wereld.

Het stemt me daarom bijvoorbeeld verdrietig dat Trump de noodtoestand afkondigt om zijn muur aan de Mexicaanse grens te bouwen, om te lezen hoe een tbs-therapeut een 16-jarig meisje voor seks aanbood op een parkeerplaats en ik vraag me af in wiens belang het machtsspel tussen KLM en Air France gespeeld wordt. En in hoeverre is Mark Zuckerbergs ideaal om de hele wereld met elkaar te verbinden een puur commercieel belang of zou het daadwerkelijk bijdragen aan Caritas; de naastenliefde, die ik persoonlijk tracht na te streven.

We houden allemaal doorgaans van de mensen dichtbij en vinden het vanzelfsprekend voor hen te zorgen en hen te beschermen. Maar kunnen we ook liefhebben daarbuiten, iets doen voor wildvreemden? Dat gebeurt in groter verband; we storten allemaal voor Syrië, Sint Maarten of Sulawesi, maar naastenliefde zit hem ook in kleine dingen. Even de vuilnisbak buiten zetten voor de buurvrouw, een keer koken voor iemand die alleen is, een kaartje sturen aan iemand die ziek is. Als zwervers mij op straat aanspreken en vragen om geld, vraag ik altijd waarvoor ze het zouden gebruiken. Als ik namelijk zie dat ze verslaafd zijn, wil ik niet bijdragen aan die ellende. Meestal komt het erop neer dat ik een supermarkt in ga met ze, ze een mandje laat vullen en de boodschappen voor ze afreken.

Als ze geld voor een slaapplek wensen en ik vertrouw het niet, bied ik aan ze naar het Leger des Heils te brengen, zodat ik ter plekke kan betalen en dan zeker weet dat ze een warm onderkomen krijgen.

Naastenliefde heeft ook te maken met: ‘Wie goed doet, goed ontmoet’. En ook met: ‘Wat je zaait, dat zul je oogsten’. Het zit hem in aandacht voor je omgeving en het zorgen voor elkaar. Het gaat over oprechte aandacht voor anderen, voor bekenden en onbekenden in je omgeving. Het gaat over zorgzaamheid, moreel gedrag, menslievendheid, liefdadigheid en toewijding.

Het Twentse noaberschap vind ik daarom zo’n mooi gegeven; dat buren elkaar in de gaten houden en elkaar helpen als dat nodig is. De Tukkers maken daarmee de wereld een beetje liefdevoller.